In januari van dit jaar liep ik op een maandagmorgen naar kantoor, mijn eerste werkdag tegemoet. Ja, liep inderdaad, ik woon op 2 minuten afstand (!).
Al snel kwam ik erachter dat mijn bij mijn vorige werkgevers aangeleerde gedrag niet goed aansloot bij dat van de groep mensen waar ik nu in terecht was gekomen. Tijdens mijn eerste week belde een oud-collega me op. Mijn antwoord op zijn vraag: “nee, die user story mag geclosed worden, die is meegenomen in de vorige sprint.” Na het telefoongesprek keken mijn nieuwe collega’s me geamuseerd aan. “Moet dat nu, al die Engelstalige woorden tussendoor?” Ik stond er nooit zo bij stil, maar in de jaren bij mijn vorige werkgevers was ik gewend geraakt op die manier gesprekken te voeren. ‘Agile’ werken, ‘commitment’ creëren en ‘awareness’ verhogen.
Ingeburgerd
Mijn standaard antwoorden op de vraag van collega’s waarom altijd alles maar in het Engels moet:
- Ik heb er geen beter woord voor in het Nederlands
- Het zijn ingeburgerde termen die ik gebruik
- Het klikt spannender in het Engels
In het begin dacht ik, dit moet ik afleren! Maar dat is moeilijker dan je denkt. Nu, ruim vier maanden later, vraag ik bijna nooit meer: wat zijn de deliverables? Agile noem ik nu wendbaar werken, en het is ook nog een leuke alliteratie ook.
Kop thee
Onlangs zag ik op Facebook de pagina ‘Onnodig Engels Taalgebruik’ voorbijkomen. Onnodig is het echter niet! Als het past bij de klant, als de woorden passen bij de inhoud, als ze simpelweg super verduidelijkend zijn – waarom niet? Ik wil niet afleren. Wel bijleren. De termen gebruiken om heel verstandig over te komen, niet mijn kopje thee.
Nog enkele managementwoorden op een rij, met onze vertalingen:
- Commitment – betrokkenheid
- Awareness – bewustwording
- Hands on – actief aanpakken
- Client retention – klantenbinding
- Brand – merk
- Core business – kernactiviteit
- Incentive – stimulans
- Stakeholders – belanghebbenden
Weet iemand nog een goed Nederlands alternatief voor deliverables? Laat het even weten! 😉